Duitse en Italiaanse legers stuiten in de Sovjet-Unie en in Noord-Afrika op hevige tegenstand van de geallieerden. De bombardementen op Duitse steden nemen toe en vinden, nu de Amerikanen deelnemen, ook bij daglicht plaats. In Zuidoost-Azië zijn de Japanners aan de winnende hand, maar in de loop van het jaar keren de kansen.
Adolf Hitler besluit tot volledige uitroeiing van de Joden. Ze worden massaal vermoord in de vernietigingskampen Auschwitz en Sobibór.
Joden moeten verplicht een Jodenster dragen. De bezetter start met hun deportatie naar het concentratiekamp Westerbork en vervolgens naar de vernietigingskampen.
Geallieerde vliegtuigen droppen wapens voor het verzet. Verzetsstrijders plegen overvallen op distributiekantoren en gemeentehuizen voor o.a. bonkaarten en persoonsbewijzen om deze te kunnen vervalsen. De bezetter reageert op het groeiende verzet met arrestaties, martelingen en executies, ook van onschuldige burgers. Kerkklokken worden geroofd om ze om te smelten tot kanonnen.
In maart verovert Japan Nederlands-Indië. Nederlandse vrouwen en kinderen worden in kampen opgesloten en hun mannen onder erbarmelijke omstandigheden tewerkgesteld.
Vier Joodse gezinnen uit Drachten worden via Westerbork op transport gesteld naar Auschwitz en Sobibór en daar vermoord.
Bij Opeinde en Rottevalle storten twee Britse bommenwerpers neer, zeven bemanningsleden komen om het leven en zeven worden krijgsgevangen genomen.
Het Drachtster verzet, waaronder koeriersters, speelt een belangrijke rol bij het terugbrengen van bemanningsleden van neergestorte geallieerde vliegtuigen naar bevrijd gebied.