Rond 1790 zag de religieuze wereld er heel anders uit dan nu. Na 1648 vormde het Calvinisme de basis voor de staatsgodsdienst. In de republiek die het toenmalige ‘Nederland’ was, vormde dat een probleem voor de doopsgezinden.
De overheid gedoogde echter het houden van diensten, mits dat gebeurde in lokaliteiten die niet als kerk herkenbaar of niet zichtbaar waren vanaf de openbare weg. Dit monument uit 1790 was ook zo’n ‘schuilkerk’, aan het oog onttrokken door een muur.
De twee windwijzers op het dak symboliseren de dominante beroepen van de gemeenteleden: het paard voor de landbouwer en het schip met volgsloep voor de beurt- en turfschipper.
De vorm van de zaalkerk is in de loop der eeuwen vrijwel ongewijzigd gebleven. Dat geldt niet voor de ingangspartij: de ‘onhebbelijke vorm van de ingangsdeur’ werd in 1878 gewijzigd in een ‘meer sierlijke ingang’, van eclectische snit.